"Ik las alleen maar, ik vind kartonnen geen zak aan."
De ellende begint weer. De winter is achter de rug, de lente is net begonnen. Menig ontwerp is wereldkundig gemaakt. Het ene ontwerp is al afgeschoten, de ander krijgt het voordeel van de twijfel en er is altijd wel één die als favoriet wordt bestempeld. Voordat de echte prijzen verdeeld worden, moeten we eerst nog een hele riedel aan activiteiten verrichten.
In maart/april worden de bloemenvelden omgeploegd. Medio april jassen we massaal de knollen in de grond. Het ene buurtschap gebruikt een schop (“we doen het toch al jaren zo!”), de ander komt met groter geschut en gaat (semi)-machinaal het land op. Zaterdagochtend vroeg de wekker gezet, op het veld weinig man te bekennen. Klus moet toch worden geklaard. Duizenden knollen in houten kistjes liggen te wachten. Toch maar met de aanwezigen aan de gang. Veel bukken, niet gewend. ’s Avonds gebroken op de bank. Yes, het corsoseizoen is weer begonnen!
Begin mei wordt de schoffel weer ter hand genomen om het veld onkruidvrij te houden. Dit wekelijkse geneuzel dient dan zeker tot en met juni te worden volgehouden. Elke week sneuvelen er weer diverse plantjes. “Ik dacht dat het onkruid was,” aldus één van de schoffelaars.
Naast het kweken van dahlia’s moet er natuurlijk ook gebouwd worden. Menig bouwseizoen start al vanaf april. Dit betekent voor de één het zetten van een tent en voor de ander voorbereidingen treffen vanuit een loods, schuur of ander onderkomen. Beetje lassen, constructiewerk maken en/of opbouwen. Uiteraard gebeurt dit met een kleine groepje diehards die al snel beginnen te vloeken waar de rest van de bouwers blijft.
Begin zomer is het eindelijk gelukt om wat constructie op te bouwen en wat vormgeving met ijzer op de wagen te krijgen. Onderhand zien we ook eens wat meer vrouwen in de tent/schuur. We horen hier en daar weer bekende uitspraken.
Mannelijke bouwer: “Ik las alleen maar, ik vind kartonnen geen zak aan.”
Vrouwelijke bouwer: “Zo lang er gelast wordt, heb ik niks te zoeken bij het corso.”
In de zomer kan het kartonwerk beginnen en bij menig buurtschap wordt er ook gaas gebruikt. Scherpe randen, botte nijptang, klauwen weer open. Vanaf de tweede stijger wordt er nog volop gelast. Dikke lasspetter in de nek. “Nog even een paar lasjes” blijkt een uur te zijn, kartonnen schiet niet op. 22.00 Uur, bouwavondje voorbij. Weinig gedaan, wel lekker van huis, pilske in de hand en weer huiswaarts. “Tot over een week hè!”
De plakkers laten zich ook weer zien. Behangselplak wordt aangemaakt, kranten worden weer gescheurd. Gaas wordt vakkundig met een te natte krant dicht gemaakt. Nog steeds scherpe randjes van het gaas of ijzerdraad. Striemen op de handen. Vier dagen pokkenweer, veel regen, hoge vochtigheid, kranten nog steeds zeiknat.
Nog een paar weken te gaan. Stress neemt toe, veel bouwers actief. “Leef jij ook nog,” krijgt een bouwer, die dit jaar even wat minder tijd had, toegesnauwd. Diezelfde wat minder actieve bouwer merkt nog even fijntjes op dat er nog veel moet gebeuren. Iedereen gaat er weer gemotiveerd tegen aan. De bouwavonden worden langer, zondagen worden ook opgeofferd, hier en daar een vrije dag opgenomen.
Het corsoweekend staat voor de deur. Wagen toch op tijd af. Niet kunnen uitrusten voor het lange, zware corsoweekend. De eerste dahlia’s komen binnen. Veel gele harten en bladeren die uitvallen. Het was qua weer een K zomer. Te weinig dahlia’s van kleur x en y. Vervangen door een vloekende kleur en toch ook wat alternatief materiaal.
De laatste nachtelijke prikuurtjes breken aan. 03.00 uur. Je kijkt om je heen. Het is wel heel stil. Het merendeel ligt op bed (“Ik ben ook zóóó moe”). Als een zombie toch maar door gaan. Wagen moet dicht.
De optocht is daar. Als duwer, figurant, begeleider mag je in de weer. De ander na 4 bier al laveloos. Kijkend naar zijn wagen. Eind middag, prijsuitreiking. Discussie over de jurering. Biertje teveel op en dus gezeik. Gebroken naar huis, dag later nog het corsofeest met alle buurtschappen. Veel bier en dus gezeik.
Een dag later weer opdraven om de wagen af te breken. Regen komt met bakken uit de hemel, kater, weinig volk. Toch maar aan de gang. Slijpen, knippen, lompgeweld, sjouwen, handen open, naald door de schoen. Eind middag wagen in de container. Onderstel wordt weggereden. Een hand, een groet en het corsoseizoen zit er weer op. “Het was weer een mooi jaar, hè!”
Het is nu eind maart. Het corso mag dan soms wel een sleur zijn. De vele mooie momenten hebben absoluut de overhand. Het corsovirus (zie ook mijn column) zal ook dit jaar in menig Nederlands dorp om zich heen slaan. Laat het nieuwe seizoen maar weer beginnen!